Aktuelles

De problematiek van de "schijn-zelfstandigen": nieuwe ontwikkelingen

De problematiek van de "schijn-zelfstandigen": nieuwe ontwikkelingen

Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er betreffende het statuut van de "schijn-zelfstandigen" sinds de programmawet van 27 december 2006?

 

I. Korte schets van het wettelijke kader

Deze programmawet, die op de eerste plaats de algemene rechtsprincipes van het verbintenissenrecht (artikelen 1134 en 1135 B.W.) bevestigd, stelt vier algemene criteria voorop om het bestaan, dan wel de afwezigheid van een feitelijke gezagsituatie te kunnen beoordelen.

Aan de hand van deze hieronder vermelde criteria, moet met andere woorden uit te maken zijn of een contract een arbeids- dan wel een aannemingsovereenkomst uitmaakt (art. 333 W. 27.12.2006):

  • De werkelijke wil van de partijen zoals uitgedrukt in de schriftelijke overeenkomst, mits deze niet in strijd is met de openbare orde, goede zeden en bepalingen van dwingend recht;
  • De vrijheid van organisatie van de arbeidstijd (Is er een werkschema, een verplichting om toestemming te vragen voor verlof, enz..?);
  • De Vrijheid van organisatie van het werk (Zijn er exact op te volgen instructies of handelt het zich over algemene richtlijnen, enz..?)
  • De mogelijkheid om hiërarchische controle uit te oefenen (Zijn er interne sancties voorzien, enz..?).

Door voorrang te verlenen aan de kwalificatie die uit de feitelijke uitoefening blijkt, indien deze de door de partijen gekozen juridische kwalificatie uitsluit, en door een herkwalificatie voorop te stellen als de uitoefening van de arbeidsrelatie voldoende elementen naar voor brengt die onverenigbaar zijn met de kwalificatie van de partijen (art. 332 W. 27.12.2006), heeft de wetgever in deze de ontwikkeling zoals aangegeven door de cassatie rechtspraak gevolgd (Cass., 23 december 2002, JTT 2003, 271; Cass., 28 april 2003, JTT 2003, 261).

 

II. Commissie ter regeling van de abeidsrelatie

Gelijktijdig heeft de wet van 27 december 2006 eveneens een "Commissie ter regeling van de arbeidsverhouding" in het leven geroepen. Deze commissie, bestaande uit twee afdelingen (normatieve en administratieve sectie), kreeg de taak om "pertinent advies in te winnen dat het mogelijk maakt de realiteit van een onzekerheid betreffende de aard van de arbeidsrelaties in een sector of voor één of meerdere beroepen te objectiveren".

Concreet voorziet de wet dat deze commissie zich in geval van twijfel, op vraag van alle betrokken partijen, aan de hand van de door de wet voorziene criteria kan uitspreken over de aard en het statuut van de arbeidsrelatie.

De commissie ter regeling van de arbeidsrelatie werd (uiteindelijk) opgericht per koninklijk besluit van 14 december 2010 en is inwerking getreden op 7 januari 2011.

De toekomst zal uitwijzen, of deze (nieuwe) commissie met succes het onderscheid zal kunnen bepalen tussen zelfstandigen dan wel aangestelden en of de adviezen en de werking van deze commissie echt zal leiden tot rechtszekerheid betreffende de discussie "schijnzelfstandigen"...

Ga terug